Er was in de zomer van 2024 een kleine tentoonstelling hier niet ver vandaan, in Château de Vouilly. De Amerikaanse pers werkte destijds vanuit het kasteel en in de tentoonstelling was te zien hoe dat ging. Interessant, vond ik. Maar hoe kon het dat ik nog nooit gehoord had van de formidabele Lee Miller, fotomodel, kunstfotografe en oorlogscorrespondent? Zij verdient oneindig veel meer glorie en halleluja dan ze in haar leven gekregen heeft. Dus, hier mijn bescheiden bijdrage daaraan.
Voor en achter de camera
Van haar vader leerde Lee (1907, Poughkeepsie NY) alles over fotografie, aan beide kanten van de camera. Ze was mooi en fotogeniek; de weg naar een modellenleven vol luxe en glamour lag open, maar daar was ze veel te wild en uitgesproken voor. Een bohémien bestaan als vernieuwende kunstenares lag haar meer. In 1929 vertrok ze naar Parijs om in de leer te gaan bij de surrealistische fotograaf Man Ray. Ze werd zijn muze, minnares, partner, collega… Ze vormden een uitgesproken creatief, productief én explosief duo. In 1932 gingen ze met knallende ruzie uit elkaar.
Eindbestemming Londen
Daarna was Lee zoekende. Ze runde een tijdje een fotostudio in New York met haar broer. Vervolgens trouwde ze met een Egyptenaar en verhuisde ze naar Caïro, maar dat was een vergissing. Ze verveelde zich stierlijk, scheidde en keerde terug naar de kunstscene van Parijs. Daar viel ze voor de Britse kunstenaar en verzamelaar Roland Penrose; en met hem verhuisde ze in 1937 naar Londen. Pff. Op haar dertigste had Lee al een heel leven achter de rug en toen moest het heftigste nog komen.
The Blitz en Saint-Malo
In 1940, tijdens The Blitz in Londen, ging Lee aan het werk als oorlogscorrespondent voor Vogue. Ze deed onder meer verslag van het dagelijks leven onder de bommenregen. Kort na D-Day in 1944 mocht ze – wonder boven wonder – met het Amerikaanse leger mee naar Normandië. Omdat de legerleiding wat moest met dat lastige mens, gaven ze haar een veilige opdracht: schrijf een blij verhaaltje over het onlangs bevrijde Saint-Malo. Maar – oeps, vergissing! – toen ze daar aankwam, werd er nog hevig gevochten. Ze was de enige journalist binnen de stadsmuren. En dus was ze ook de enige journalist die het effect van het nieuwe geheime wapen van de Amerikanen – napalm – kon vastleggen. Was de legerleiding niet blij mee.
Believe it
In de laatste dagen van het nazi-regime en de periode daarna werkte Lee samen met David Scherman, fotojournalist voor Life Magazine. Ze beleefden samen de bevrijding van Parijs, het strijdtoneel in de Elzas en de bevrijding van Buchenwald en Dachau. Hij was ook degene die in München die legendarische foto van haar maakte in het appartement van Hitler. Haar schokkende fotoreportage ‘Believe It’ voor Vogue – over wat de Amerikanen in Dachau aantroffen – ging de hele wereld over.
Na de oorlog
Die oorlogsjaren tekenden de rest van haar leven. Lee wist iedereen ervan te overtuigen dat haar journalistieke bijdrage niet veel had voorgesteld. Ze wilde nooit meer over de oorlog praten, maar had er duidelijk last van: ze raakte aan de drank en werd zwaar depressief. Na haar dood in 1977 vond haar zoon Anthony een schat aan foto’s, negatieven en aantekeningen op zolder. Pas toen werd duidelijk wat ze in oorlogstijd allemaal had gepresteerd, en waarom ze zo’n moeilijke, sombere, afwezige moeder was geweest. Tegenwoordig hebben we daar een naam voor: PTSS.
Koken als therapie
En desondanks was het haar toch gelukt om op eigen houtje van de drank af te komen en een nieuw leven op te bouwen. Wat een powerhouse van een vrouw. Haar redding? Koken, recepten maken voor Vogue en etentjes geven voor vrienden, en wel met zoveel overtuiging en originaliteit dat er een kookboek van te maken viel. Daar is het tijdens haar leven niet meer van gekomen, maar Lee’s kleindochter Ami heeft dat uitgeefproject voor haar oma afgemaakt. Het boek heet ‘Lee Miller: A Life With Food, Friends, and Recipes’ en ik wil dat natuurlijk hebben.
Nog zoiets lezen? Ik heb ook een blogje geschreven over Martha Gellhorn, die andere oorlogsjournaliste die zich door niets en niemand liet tegenhouden. Zélfs niet door de grote Hemingway.
Kijk aan! Hier is een lijstje van onze favoriete restaurants in de buurt van Le Vert Buisson. Er zijn natuurlijk veel meer dan 10 fijne restaurants, en ‘in de buurt’ is een rekbaar begrip. Maar je moet ergens beginnen met zoeken naar de ultieme restaurantbeleving en waarom niet hier? Smaken verschillen, natuurlijk, dus ik garandeer niks. Behalve dat wij deze restaurants alle 10 in de praktijk getest hebben, en dat wij daar heel blij van zijn geworden.
Overigens vinden wij weinig dingen leuker dan eten met onze gasten. Dus gaan we drie keer in de week ‘all the way’ voor een gezellige en lekkere table d’hôtes-avond – in de zomer vaak buiten op de veranda. Maar er zitten zeven dagen in een week en je kunt hier zo heerlijk uit eten. Daar willen we natuurlijk iedereen van laten meegenieten.
Bonbonne is mijn lievelingsrestaurant. Hier is echt álles zoals ik het graag heb. Een warme zonnige sfeer, allerliefste en behulpzame mensen in de bediening, overheerlijk eten… Ik kom superlatieven tekort. Ze serveren kleine – voornamelijk lichte en groenterijke – gerechten, en die zijn altijd net even anders dan anders. Gratis extra tip: ze kunnen hier toveren met burrata!
Lekker eten, vriendelijke bediening, prettige ambiance… Dat klinkt niet heel exceptioneel misschien, maar wat Le Pommier zo aantrekkelijk maakt: het is een van de zeldzame restaurants waar je óók goed vegetarisch en veganistisch kunt eten. Dus niet een flauw liflafje waar vlees en/of zuivel domweg is weggelaten, maar echt ‘dedicated’. Fijn en wel zo praktisch voor als je met een breed georiënteerd gezelschap bent.
Over veganistisch gesproken, voor de échte liefhebbers is er Greedy Guts in Caen. Je moet er even voor rijden maar dan heb je ook wat: een 100% veganistische kaart en heerlijke gerechten. Warm aanbevolen, vooral bij mensen die net als ik wel houden van een wat hysterisch interieur.
Vis recht vanuit de zee op je bord, dat soort versheid maakt een mens heel gelukkig, toch? La Marée ligt aan de haven van het vissersdorp Grandcamp-Maisy, pal tegenover de kleine maar fijne vismarkt. En de chef kan bijzonder goed uit de voeten met wat daar verkocht wordt. Ook leuk: toekijken als de vissersboten terugkomen van zee en hun vangst lossen op de kade.
De ene strandtent is de andere niet, en dit is er eentje van de buitencategorie. Alleen al de locatie is geweldig: ver weg van alles, op het puntje van een landtong, met uitzicht op zee én het eilandje Île Tatihou én het fraaie dorp Saint-Vaast-La-Hougue. Met een drankje en zo’n veel te lekkere en royale borrelplank kan je hier ongemerkt úren zoekmaken.
Le Trot is een beetje van ons, vinden wij. Daar denken de eigenaren – die zich het jaar rond het snot voor de ogen werken – vast anders over, maar toch ervaren we het zo. We zochten een soort ‘eetcafé’ om dichtbij en zonder gedoe uit eten te kunnen. En dat vonden we in Le Trot. Warm aanbevolen, voor de fijne sfeer én het lekkere eten. Specialiteit: pizza’s met een Franse twist en fantastische vleesgerechten.
We ontdekten Le Fleurion omdat we steeds achter het net visten. Het ligt voor ons op een handige doorgaande route en we zagen regelmatig die volle parkeerplaats, ook midden in de winter, altijd een goed teken. Maar iedere keer als we er wilden eten was het dicht. Inmiddels is het mysterie opgelost: Le Fleurion is alleen voor de lunch open. Maar voor de lunch doen ze wél hun stinkende best, en dat proef je.
Auberge des Grottes is bijna anderhalf uur rijden. Dat is zelfs voor Franse begrippen niet écht dichtbij. Maar deze tip is speciaal voor mensen die een spectaculaire wandeling graag combineren met dito lunch of diner. Want op en om Cap de La Hague is het geweldig wandelen; het is er mooi, ruig, verwaaid en heerlijk stil. Dat daar aan het eind van de wereld, met uitzicht op de Kanaaleilanden, zo’n goed restaurant zit, is natuurlijk een klein wonder. (Dat vindt overigens iedereen die deze uithoek weet te vinden, dus reserveren is een goed idee.)
Blijmoedige anarchie, zo laat het concept van La Cale zich het best omschrijven. Daar moet je van houden, maar áls je daarvan houdt, is er nauwelijks een betere plek denkbaar op een mooie zomerdag. De inrichting bestaat uit ouwe meuk, kapotte stoelen en scheve schilderijen; en er is nauwelijks bediening, en al helemaal geen belééfde bediening. Maar La Cale ligt op een fantastische plek aan zee, de sfeer is er fantastisch, het vlees wordt geroosterd op een open houtvuur en de fruits-de-mer komen recht uit zee. Blijmoedige anarchie? Ik vind dat héérlijk.
Voor de echte liefhebbers, wees niet bevreesd: er zijn meer sterrenrestaurants in de regio, maar wij kennen alleen Intuition (één ster) uit eigen ervaring. En wat voor een ervaring! Het is een soort huiskamerrestaurant, klein en intiem, waar je hartelijk ontvangen wordt door een sympathieke maître d’. En je eet er goddelijk! Echt. De chef is geboren en getogen in deze regio, en hij kookt met alles wat hier lokaal te kopen en te vissen en te plukken is. Ik droom nog wel eens over het buitenaards lekkere ‘grand dessert’ dat we daar kregen.